Het mag duidelijk zijn uit onze eerdere meldingen alhier (zie ook referenties in de tekst) dat er bij M.E.(cvs) sprake is van een metabool probleem, toch is de wetenschappelijke literatuur omtrent de cellulaire energie-voorziening (en dus de mitochondrieën) niet altijd éénduidig. Het team van de Australische professor Paul R. Fisher is dit ook al een tijd aan het onderzoeken (zie bv. ‘Complex-V inefficiëntie & ontregelde mitochondriale funktie bij M.E.(cvs)’ – Missailidis D, Fisher PR et al. An isolated Complex V inefficiency and dysregulated mitochondrial function in immortalized lymphocytes from ME/CFS patients. Int. J. Mol. Sci. (2020) 21: 1074) en dit onderzoek wordt hier verder gezet. Onderstaand artikel is weerom uitgebreid en we kunnen niet alles in detail uitleggen maar de resultaten geven aan dat het metabolisme M.E.(cvs) ontregeld is op zo’n manier dat de alternatieven voor glycolyse méér (dan bij controles) worden aangewend om de mitochondrieën te voorzien van oxideerbare substraten (zeg maar brandstof-bronnen voor de energie-voorziening). De resultaten worden omstandig besproken en vergeleken met de resultaten van andere onderzoeksgroepen.
Bevoorrading en gebruik van oxideerbare substraten door de mitochondrieën. De ‘low’ van substraat-molekulen afgeleid van glucose, vetzuren of aminozuren is aangegeven met pijltjes (respectievelijk groen, blauw & rood). Reducerende equivalenten zijn aangeduid (paars). Glucose kan worden gekataboliseerd via glycolyse om de mitochondrieën te voorzien van pyruvaat, dat wordt omgezet door het enzyme pyruvaat-dehydrogenase (PDH) naar acetyl-CoA (voor gebruik in de TCA-cyclus. β-oxidatie van vetzuren levert ook acetyl-CoA aan de TCA-cyclus, door het katabolisme van vetten i.p.v. koolhydraten. Er zijn diverse manieren waarop aminozuren kunnen worden gebruikt. Het gebruik van glutamine wordt benadrukt omwille van z’n belang. Glutamine kan worden omgezet naar glutamaat door glutaminase. Glutamaat kan worden omgezet naar α-KG door glutamaat-dehydrogenase (GLUD1) voor gebruik in de TCA-cyclus, of naar aspartaat door mitochondriaal aspartaat-aminotransferase (GOT2), wat wordt gebruikt bij het evenwicht brengen van de celullaire reductie/oxidatie-toestand en anaplerose (bevoorrading met tussenprodukten) van de TCA-cuclus. Hierbij worden reducerende equivalenten voorzien aan de OXPHOS en intermediairen aan de TCA-cyclus. Reducerende equivalenten komen voort uit een waaier aan processen die elektronen in de elektron-transport-keten kunnen brengen om de protonen-aandrijvende kracht die de ATP-synthese aanstuurt te faciliteren.
————————-
International Journal of Molecular Sciences Vol 22, #4, p 2046 (februari 2021)
Dysregulated provision of oxidisable substrates to the mitochondria in ME/CFS lymphoblasts
Daniel Missailidis (1), Oana Sanislav (1), Claire Y Allan (1), Paige K Smith (2), Sarah J Annesley (1), Paul R Fisher (1)
1 Department of Physiology, Anatomy and Microbiology, School of Life Sciences, La Trobe University, Melbourne, VIC 3086, Australia
2 Monash Health, Melbourne, VIC 3186, Australia
Samenvatting
Hoewel men steeds meer de biomedische basis van Myalgische Encefalomyelitis/ Chronische Vermoeidheid Syndroom (M.E./CVS) begrijpt, blijven de onderliggende pathologische mechanismen onzeker. We rapporteerden eerder over een gereduceerd aandeel van ATP-synthese door Complex-V in de basale zuurstof-consumptie in van M.E./CVS-patiënten verkregen lymfoblast-cellijnen; wat suggestief is voor mitochondriale respiratoire inefficiëntie. Dit was vergezeld van een verhoogde respiratoire capaciteit, gestegen ‘mammalian target of rapamycin complex-1’ (mTORC1) signalisering-aktiviteit en verhoogde expressie van enzymen betrokken bij de TCA-cyclus, beta-oxidatie van vetzuren en mitochondriaal transport. Deze en andere observaties leidden ons tot de hypothese omtrent de ontregeling van mechanismen die de mitochondrieën voorzien van oxideerbare substraten. Het doel van de huidige studie was het herbekijken van deze hypothese door het toepassen van een combinatie van totale-cel transcriptomica, proteomica en metingen van de energie-stress signalisering-aktiviteit gebruikmakend van lymfoblast-cellijnen van 34 M.E./CVS-patiënten en 31 gezonde controles. Hoewel de waarden van glycolytische enzymen onveranderd bleken (overéénkomstig onze eerdere observaties aangaande ongewijzigde glycolyse), vertoonden de totale-cel proteomen van M.E./CVS-lymphoblasten verhoogde waarden qua enzymen betrokken bij de TCA-cyclus […], het pentose-fosfaat pad […], mitochondriale vetzuren beta-oxidatie […] en afbraak van aminozuren inclusief glutamine/glutamaat […], vertakte-keten amino-zuren […] en essentiële aminozuren […]. De aktiviteit van de belangrijke cellulaire energie-stress sensor, AMPK, was gestegen maar de toename was niet statistisch significant. De resultaten suggereren dat het metabolisme bij M.E./CVS ontregeld is op zo’n manier dat alternatieven voor glycolyse meer gebruikt worden dan bij controles, om de mitochondrieën te voorzien van oxideerbare substraten.
1. Inleiding
1.1. Achtergrond
[…] Er werd reeds veel bewijsmateriaal voor de biologische basis van M.E./CVS gepresenteerd maar er werd nog geen onderliggend ziekte-mechanisme geïdentificeerd. Er is een vermoeden van ontoereikende cellulaire energie-bevoorrading, en overéénkomstig daarmee hebben we eerder gerapporteerd over inefficiënte ATP-synthese door Complex-V in M.E./CVS-lymfoblasten [zie onze inleiding].
1.2. Bevoorrading van de mitochondrieën
OXPHOS [oxidatieve fosforylatie] is de voornaamste bron van cellulair ATP. Dit proces wordt aangestuurd door het stromen van elektronen doorheen Complexen I-IV, wat het pompen van protonen naar de mitochondriale intermembraan ruimte medieert. Dit genereert de elektrochemische gradient die door Complex-V wordt aangewend om ADP te fosforyleren [toevoegen van een fosfaat-groep] tot ATP. De elektronen die noodzakelijk zijn voor dit proces worden aan de elektronen-transport-keten geleverd door het reduceren van [de co-enzymen] NADH [nicotinamide-adenine-dinucleotide] & FADH2 [flavine-adenine-dinucleotide]. De aanlevering van deze elektronen-donoren naar de OXPHOS-complexen is daarom cruciaal voor ATP-synthese via de aërobe ademhaling. De belangrijkste mitochondriale bron van gereduceerd NADH & FADH2 is de TCA-cyclus [tricarbonzuur-, citroenzuur- of Krebs-cyclus; pyruvaat + acetyl-CoA => citraat, enz.], welke wordt bevoorraad met metabole intermediairen, op meerdere ingangsplaatsen via een waaier aan nutriënten-metabole paden. De TCA-cyclus is zodoende een mitochondriaal verbindingspunt voor de participatie van diverse brandstof-bronnen aan de respiratie, inclusief koolhydraten, vetzuren en aminozuren [zie figuur].
Overéénkomstig de vermoedens omtrent ontoereikende cellulaire energie-toevoer, is het bestuderen van het metabolisme en mechanismen die de mitochondrieën voorzien van substraten bij M.E./CVS toegenomen. Door het aanwenden van technieken zoals nucleaire magnetische resonantie (NMR) of massa-spectroscopie kunnen kwantitatieve momentopnames van de aanwezige metabolieten in een staal (gewoonlijk bloed of urine) worden verkregen. De relatieve concentraties van metabolieten bij patiënten vs. controles kunnen vervolgens worden gebruikt om af te leiden welke metabole paden zouden kunnen ge-upreguleerd, gedownreguleerd of omzeild zijn. Er zijn door een stijgend aantal researchgroepen op gebied van M.E./CVS metaboloom-studies opgestart. Veel van dit werk besprak de potentiële ontregeling bij M.E./CVS van de glycolyse, welke de conversie (meerdere stappen) van glucose naar pyruvaat medieert, dat dan kan worden omgezet door pyruvaat-dehydrogenase (PDH) naar acetyl-CoA, een belangrijk substraat voor de TCA-cyclus. Armstrong CW et al. gebruikte 1H-NMR om de concentraties van metabolieten in het serum en de urine van M.E./CVS patiënten te vergelijken met die van gezonde controles [NMR metabolic profiling of serum identifies amino acid disturbances in Chronic Fatigue Syndrome. Clin. Chim. Acta (2012) 413: 1525-1531 /// Metabolic profiling reveals anomalous energy metabolism and oxidative stress pathways in Chronic Fatigue Syndrome patients. Metabolomics (2015) 11: 1626-1639]. Hun resultaten suggereren een inhibitie van de glycolyse, wat consistent is met een rapport van anderen die M.E./CVS-plasma gebruikten, suggererend dat het benutten van glycolytisch pyruvaat door de TCA-cyclus gereduceerd is [Yamano E et al. Index Markers of Chronic Fatigue syndrome with dysfunction of TCA and urea cycles. Sci. Rep. (2016) 6: 34990]. Anderen, die serum gebruikten, hebben echter voorgesteld dat verstoorde voorziening van uit glucose voortspruitend acetyl-CoA aan de TCA-cyclus in de plaats wordt veroorzaakt door een verstoorde PDH-funktie ‘downstream’ van de glycolyse, eerder dan een verstoring van de glycolyse zelf [Fluge Ø et al. Metabolic profiling indicates impaired pyruvate dehydrogenase function in Myalgic Encephalopathy/ Chronic Fatigue Syndrome. JCI Insight (2016) 1: e89376]. Andere studies hebben in plaats daarvan ‘Seahorse’ respirometrie aangewend om ‘real-time’ parameters van de respiratie en glycolyse te onderzoeken in levende cellen van M.E./CVS-patiënten t.o.v. gezonde controles. Terwijl de mate van glycolyse gereduceerd bleek in M.E./CVS CD4+ & CD8+ T-cellen [Mandarano et al. Myalgic Encephalomyelitis/ Chronic Fatigue Syndrome patients exhibit altered T cell metabolism and cytokine associations. J. Clin. Investig. (2019) 130: 1491-1505], vonden wij geen verschil qua glycolyse in M.E./CVS-lymfoblasten [ref. zie onze inleiding], net zoals Tomas C et al. in M.E./CVS PBMCs of skeletspier-cellen [Cellular bioenergetics is impaired in patients with Chronic Fatigue Syndrome. PLoS One (2017) 12: e0186802 /// Substrate utilisation of cultured skeletal muscle cells in patients with CFS. Sci. Rep. (2020) 10, 18232]. Globaal is de rol van de glycolyse bij M.E./CVS onduidelijk en het zou nuttig zijn het onderzoek verder te zetten.
In het licht van het inconsistent bewijs voor een specifiek glycolytisch defekt, is het overwegen van andere processen betrokken bij het gebruik van koolhydraten ook gerechtvaardigd. Anderen hebben gerapporteerd over reducties qua waarden van 5/7 subgroepen metabolieten betrokken bij het koolhydraten-metabolisme (inclusief het disaccharide sucrose) in M.E./CVS plasma-stalen vs. die van gezonde controles [Germain A et al. Comprehensive circulatory metabolomics in ME/CFS reveals disrupted metabolism of acyl lipids and steroids. Metabolites. (2020) 10: 34]. Een daling van de plasma-waarden van disacchariden in de energie-deficiënte context van M.E./CVS kan een weerspiegeling zijn van een verhoogd koolhydraten-katabolisme om te voldoen aan een gestegen cellulair verbruik van glucose. Als de mate van glycolyse zelf onaangetast of verstoord zou zijn, zou glucose in plaats daarvan uitgeput kunnen zijn door verhoogd verbruik door het pentose-fosfaat pad (PPP), wat zich vertakt van de glycolyse via de onomkeerbare dehydrogenatie van glucose-6-fosfaat, en betrekking heeft op de ATP-neutrale synthese van produkten die cruciaal zijn voor het cellulair redox-evenwicht en biosynthetische mechanismen. Belangrijk: PPP-produkten zoals pyruvaat kunnen ook worden aangewend om ATP te genereren, wat oxideerbare substraten voor de mitochondrieën verschaft. Inderdaad: dezelfde auteurs die gedaalde plasma-disacchariden zagen bij M.E./CVS hebben eerder gesuggereerd dat het PPP ontregeld kan zijn bij M.E./CVS [Germain A et al. Metabolic profiling of a Myalgic Encephalomyelitis/ Chronic Fatigue Syndrome discovery cohort reveals disturbances in fatty acid and lipid metabolism. Mol. Biosyst. 2017) 13: 371-379]. Dit pad zou daarom ook nauwkeuriger moeten worden onderzocht.
1.3. Alternatieve bronnen van oxideerbare substraten i.p.v. koolhydraten
Aminozuren kunnen worden gemetaboliseerd om te worden aangeboden aan de TCA-cyclus als bronnen van oxideerbare substraten voor de respiratie, of deel te nemen aan de aanvulling van andere metabole intermediairen. Glutamaat is het metabool produkt van meerdere aminozuren, prominent samen met glutamine. De omzetting van glutamine naar glutamaat door glutaminase (GLS) en de daaropvolgende conversie naar het TCA-cyclus intermediair α-ketoglutaraat (α-KG) door glutamaat-dehydrogenase (GLUD1) is een belangrijk mechanisme waardoor de TCA-cyclus aminozuren kan aanwenden om de mitochondriale energie-produktie te helpen opdrijven. Deze reaktie reduceert simultaan NAD+ naar NADH, en is zodoende een andere directe manier voor de bevoorrading van de OXPHOS met reducerende equivalenten. De werking van GLS & GLUD1 in tandem zijn daarom belangrijk voor de directe aanvulling van mitochondriale NADH én als een belangrijke route voor het binnentreden van aminozuren in de TCA-cyclus. Dit mechanisme wordt gereguleerd naargelang de cellulaire energie vereisten, waarbij GLUD1-aktiviteit voornamelijk […] negatief wordt gecontroleerd door GTP [guanosinetrifosfaat; ook een ‘energie-drager’ (zoals ATP)] en positief door ADP.
Cellen kunnen ook glutamaat gebruiken om reducerende equivalenten aan te vullen in de mitochondrieën én te helpen de TCA-cyclus bevoorraden met intermediairen via participatie in de malaat-aspartaat ‘shuttle’ (MAS [biochemisch systeem om elektronen geproduceerd bij de glycolyse te verplaatsen van voor gebruik in OXPHOS]). Hier worden glutamaat en oxaloacetaat omgezet naar aspartaat en α-KG door mitochondriaal aspartaat-aminotransferase (GOT2). Aspartaat wordt dan vertransporteerd uit de mitochondrieën en neemt deel aan de rest van de cyclus, die regeneert (a) cytosolisch NAD+ uit NADH, om dan weerom te worden gereduceerd in katabole niet-mitochondriale processen zoals glycolyse of peroxisomale β-oxidatie [peroxisomen = cel-organellen met belangrijke rol in het lipiden-metabolisme en de omzetting van ROS] en (b) mitochondriaal NADH voor OXPHOS via malaat-dehydrogenase in de TCA-cyclus. Glutamaat werkt daarom niet enkel als een directe bron voor van aminozuren afgeleid NADH en TCA-cyclus substraat via de eerder beschreven GLUD1-route, maar ook door bevoorrading de van de GOT/MAS-route.
De eerder genoemde studies (met serum) door Fluge Ø et al. & Armstrong CW et al. suggereerden ook dat het katabolisme van aminozuren om de TCA-cyclus te voeden meer aangewend wordt bij M.E./CVS-patiënten. De details verschillen echter. Armstrong CW et al. stellen gestegen glutamaat-gebruik door de mitochondrieën voor, specifiek via de deaminatie van glutamaat naar aspartaat, zoals aangegeven door gereduceerde glutamaat en toegenomen aspartaat-waarden (GOT2-route). In tegenstelling daarmee zagen Fluge Ø et al. reducties van de waarden van zowel glutamine als glutamaat maar ook van aspartaat, wat dan in plaats daarvan verhoogde glutamaat-degradatie via de GLUD1-route suggereert, eerder dan via GOT2 zoals gesuggereerd door Armstrong CW et al. Misschien in tegenstelling hiermee rapporteerden Fluge Ø et al. echter ook verhoogde mRNA-expressie voor sirtuine-4 (SIRT4) [mitochondriaal enzyme dat de PDH-aktiviteit inhibeert] in M.E./CVS PBMCs en SIRT4 staat is bekend voor de onderdrukking van GLUD1-aktiviteit. Ondanks sommige inconsistente details, beklemtonen deze studies een ontregeld aminozuren-metabolisme als een belangrijk exploratie-gebied dat verder zou moeten worden nagestreefd bij M.E./CVS, bijzonderlijk in een metabool aktieve cellulaire context.
De mogelijkheid voor abnormaal aanwenden van vetzuren β-oxidatie komt duidelijk naar voor uit ons werk waar we inefficiënte ATP-synthese door Complex-V vergezeld van een compenserende stijging van de respiratoire capaciteit zagen, en verhoogde expressie van mitochondriale transporters, TCA-cyclus en vetzuren β-oxidatie enzymen in M.E./CVS-lymfoblasten [ref. zie onze inleiding]. Vetzuren β-oxidatie omvat de afbraak van vetzuren naar acetyl-CoA voor de TCA-cyclus terwijl ook reducerende equivalenten worden aangevuld. Hoewel besproken in meerdere metaboloom-studies, is het lipiden-metabolisme over het algemeen in M.E./CVS-research ook een punt van onzekerheid dat her-onderzoek. Naviaux RK et al. [Metabolic features of Chronic Fatigue Syndrome. Proc. Natl. Acad. Sci. USA (2016) 113: E5472-E5480] rapporteerden dat ceramide-waarden [(sfingo)lipide-molekule in het celmembraan waarvan bekend is dat het signalen door kan geven die leiden tot celdood] gedaald waren bij M.E./CVS-patiënten, terwijl Nagy-Szakal D et al. [Insights into Myalgic Encephalomyelitis/ Chronic Fatigue Syndrome phenotypes through comprehensive metabolomics. Sci Rep. (2018) 8: 10056] daarna geen consistente daling zagen, en Germain et A al. [2020; zie hierboven] rapporteerde dan weer een stijging van de ceramide-waarden. Een andere discrepantie is dat de gedaalde FAD-concentraties gerapporteerd door Naviaux RK et al. en gereduceerde carnitines gemeld door Nagy-Szakal D et al. worden geïnterpreteerd als waarschijnlijk hinderend voor vetzuren β-oxidatie, terwijl […] Germain A et al. in plaats daarvan wijzen op een upregulering van vetzuren β-oxidatie bij M.E./CVS-patiënten. Ze rapporteerden verschillen tussen twee van hun eigen studies, die ze toeschreven aan verschillen in staal-afname en -verwerking [Germain A et al. Prospective Biomarkers from plasma metabolomics of Myalgic Encephalomyelitis/ Chronic Fatigue Syndrome implicate redox imbalance in disease symptomatology. Metabolites 2018, 8: 90]. Dit beklemtoont de waarde van het opstellen en herbekijken van ziekte-modellen in stabiele proliferatieve celcultuur-systemen die minder beïnvloed worden door dergelijke staalname-kwesties en meer reproduceerbaar zijn.
β-oxidatie van vetzuren wordt gestimuleerd door AMP-geaktiveerd proteïne-kinase (AMPK) aktiviteit, één van de voornaamste regulators van het energie-metabolisme in de cel. Abnormale verhoging van AMPK-aktiviteit kan de gerapporteerde stijging van korte-keten vetzuren bij M.E./CVS-patiënten verklaren [Armstrong CW et al. The association of fecal microbiota and fecal, blood serum and urine metabolites in Myalgic Encephalomyelitis/ Chronic Fatigue Syndrome. Metabolomics (2017) 13: 8]. Verhoogde waarden van gefosforyleerd (geaktiveerd) AMPK werden vastgesteld door Mensah FFK et al. in subpopulaties B-cellen waarvan de frequentie in de B-cel populatie was gestegen in M.E./CVS-stalen [CD24 expression and B cell maturation shows a novel link with energy metabolism: Potential implications for patients with Myalgic Encephalomyelitis/ Chronic Fatigue Syndrome. Front. Immunol. (2018) 9: 2421]. Anderen hebben echter gemeld dat de AMPK-aktivatie toestand niet significant verschilde tussen gecultiveerde spiercellen van CVS-patiënten (Fukuda-criteria) en gezonde controles [Brown AE et al. Abnormalities of AMPK activation and glucose uptake in cultured skeletal muscle cells from individuals with Chronic Fatigue syndrome. PLoS One (2015) 10: e0122982]. Er is daarom bijkomend onderzoek nodig ter verduidelijking van de rol van AMPK bij M.E./CVS.
1.4. Onderzoek van brandstof-bron preferentie in M.E./CVS-lymfoblasten
Bij onze eerdere bevindingen omtrent inefficiënte ATP-synthese, gestegen respiratoire capaciteit, niet-mitochondriaal katabolisme, en verhoogde expressie van mitochondriale ‘carriers’, TCA-cyclus en β-oxidatie enzymen in M.E./CVS-lymfoblasten, werd het duidelijk dat het aanwenden van andere mechanismen die substraten aan de mitochondrieën leveren waarschijnlijk ook ontregeld waren in deze cellen. We startten daarna gecombineerde transcriptomica en proteomica met als doel het identificeren van mechanismen (duidelijker en op beide vlakken) ontregeld zijn in M.E./CVS-lymfoblasten, en het verifiëren van de conclusies van onze preliminair proteomica werk [ref. zie onze inleiding] bij een grotere groep. We bepaalden ook de AMPK-aktiviteit in M.E./CVS-lymfoblasten. Onze observaties hierbij suggereren gestegen aanwending van het PPP, vetzuren β-oxidatie, en van de mitochondriale mechanismen voor degradatie van specifieke aminozuren. Tesamen lijken deze resultaten een verschuiving te weerspiegelen naar vetzuren- en aminozuren-katabolisme als geprefereerde bronnen van oxideerbare substraten voor de mitochondrieën in M.E./CVS-lymfoblasten.
2. Resultaten
[We beperken ons tot de hoofdlijnen van de zeer uitgebreide oplijsting – tekst op aanvraag beschikbaar – en verwijzen naar de bespreking.]
2.1. Globale veranderingen in transcriptomen & proteomen van M.E./CVS-lymfoblasten
[…]
2.1.1. Transcriptomen
[…]
2.1.2. Proteomen
[…]
2.2. Bevestigen van eerdere proteïne-expressie resultaten en onderzoeken van transcript-waarden in belangrijke mitochondriale mechanismen
[…]
2.3. Expressie van enzymen betrokken in het koolhydraten-katabolisme via glycolyse & het pentose-fosaat pad (PPP)
[…]
2.4. Enzymen betrokken bij mitochondriale en vetzuren and β-oxidatie zijn verhoogd wat betreft hun expressie
[…]
2.5. Expressie van enzymen betrokken bij het mitochondriaal gebruik van glutamine, BCAAs & essentiële aminozuren is gestegen in M.E./CVS-lymfoblasten
[…]
2.6. Expression of Proteasome Subunits Is Elevated in ME/CFS Lymphoblasts
[…]
3. Bespreking
Onze resultaten tonen onveranderde expressie-waarden van glycolytische enzymen in M.E./CVS-cellen maar de waarden van enzymen betrokken bij het pentose-fosfaat pad, alsook proteïnen, aminozuren en vetzuren degradatie blijken gestegen. Dit opvallend patroon van ontregelde expressie van katabole enzymen biedt sterke ondersteuning voor eerdere metingen van metabolomica, glycolytische flux en mitochondriale funktie, wat een metabole verschuiving naar alternatieven voor glycolytische aanlevering van oxideerbare substraten aan de mitochondrieën suggereert. Eerder dan mediatie door een reductie qua glycolytische funktie, ondersteunen onze resultaten onze eerder suggestie dat deze verschuiving wordt veroorzaakt door een verhoging van alternatieve katabole mechanismen. De observatie van een inefficiëntie qua respiratoire ATP-synthese door mitochondriaal Complex-V in M.E./CVS-cellen suggereert dat deze metabole verschuiving wellicht gecompenseerd is, terwijl de gestegen aktiviteit van mTORC1 (en mogelijks AMPK) suggereert dat dit gemedieerd wordt door cellulaire stress signalisering mechanismen.
Een karakteristiek van onze resultaten is het opvallend verschil qua patroon van expressie-veranderingen op RNA- & proteïne-niveaus. De proteomica onthulde een breed patroon van verhoogde expressie van proteïnen betrokken bij alternatieven voor de glycolytische bevoorrading en het katabolisme van oxideerbare substraten voor mitochondriale respiratie. In tegenstelling daarmee bleken de waarden van transcripten coderend voor deze proteïnen, in veel gevallen, onveranderd of gedaald. Dit is een onverwacht maar belangrijk inzicht in de onderliggende cytopathologische mechanismen van M.E./CVS. Het suggereert dat het globale patroon van ontregeling in M.E./CVS-cellen het resultaat is van een netwerk van normaal homeostatische mechanismen, inclusief concurrerende antagonistische elementen zoals gestegen mTORC1- & AMPK-aktiviteiten, die gen-expressie en metabolisme op transcriptioneel, translationeel en post-translationeel niveau reguleren. De belangrijke mechanismen die op die manier ontregeld bleken zijn β-oxidatie van vetzuren, glutamine-metabolisme, metabolimse van vertakte-keten aminozuren en proteasomale proteïne-afbraak.
3.1. Preferentiële vetzuren β-oxidatie en ontregelde intracellulaire energie-stress signalisering
We vonden eerder geen veranderingen qua mate, reserve en capaciteit van glycolyse in M.E./CVS-lymfoblasten en we rapporteren hier ongewijzigde expressie van glycolytische enzymen op proteïne-niveau. In plaats van een verstoorde capaciteit tot glycolyse, suggereren onze resultaten dat veranderingen in het M.E./CVS-lymfoblast metabolisme gestuurd zou kunnen worden door ontregelde energie-stress signalisering en gestegen gebruik van alternatieven zoals de β-oxidatie van vetzuren of het verhoogde afleiden van glucose naar het PPP. Onze observatie dat enzymen die vetzuren β-oxidatie mediëren breed ontregeld zijn in M.E./CVS-lymfoblasten bevestigen onze eerdere observatie in een piloot-studie [ref. zie onze inleiding]. Naast de andere β-oxidatie enzymen die ge-upreguleerd bleken, suggereren enzymen die meer tot expressie kwamen – zoals zeer-lange-keten specifiek acyl-CoA-dehydrogenase (ACADVL) & acyl-CoA-oxidase-1 (ACOX1) [enzymen] – een gestegen gebruik van zeer-lange-keten vetzuren (VLCFA). Dit is consistent met de gedaalde sfingolipiden in het plasma van M.E./CVS-patiënten die werden gerapporteerd door Naviaux R et al., aangezien VLCFA daarvan zijn afgeleid. Op dezelfde manier is de gestegen vetzuren β-oxidatie gesuggereerd door Germain A et al. (2020) ook consistent met onze observaties hier, als de mate van vetzuren β-oxidatie inderdaad ge-upreguleerd is overéénkomstig de expressie van de betrokken enzymen [zie hierboven]. Sweetman E et al. zagen verhoogde waarden qua enzymen betrokken bij het metabolisme van keton-lichamen [molekulen met C=O-groep (bv. aceton), die in het lichaam gemaakt worden als vet moet worden afgebroken als gevolg van een tekort aan koolhydraten (suikers)] in de proteomen van M.E./CVS-PBMCs, wat kan wijzen op verhoogde oxidatie van vetzuren en hun afgeleiden door de TCA-cyclus [A SWATH-MS analysis of Myalgic Encephalomyelitis/ Chronic Fatigue Syndrome peripheral blood mononuclear cell proteomes reveals mitochondrial dysfunction. J. Transl. Med. (2020) 18: 365]. Meer opvallend in dezelfde studie: de expressie van acyl-CoA-dehydrogenasen en specifiek de beta-subunit (HADHB) van mitochondriaal trifunktioneel enzyme [katalyseert 3 van de 4 stappen van de beta-oxidatie] was verhoogd in PBMCs – wat wij ook zagen in ons werk met lymfoblasten hier. Dit is een aanvulling op de gedeelde observaties van verhoogde expressie van OXPHOS-complex subunits – prominent Complexen I & V – en proteïnen in substraat-bevoorrading mechanismen zoals de TCA-cyclus. Aangezien de studie door het team van Sweetman niet-geïmmortaliseerde PBMCs (waarvan lymfoblasten zijn afgeleid) onderzocht, bevestigt dit dat de ge-upregeerde respiratoire capaciteit en upregulering van substraten-aanleverende mitochondriale mechanismen, gezien in M.E./CVS-lymfoblasten, aanwezig is onafhankelijk van immortalisatie.
Ondanks deze brede overéénkomst, blijven er enkele discrepanties in de literatuur omtrent vetzuren β-oxidatie. De door Naviaux RK et al. gerapporteerde gereduceerde FAD-waarden en de gedaalde carnitinen gemeld door Nagy-Szakal D et al. worden geïnterpreteerd als hinderend voor vetzuren β-oxidatie. Aangezien deze en andere eerder vernoemde studies conclusies trekken aangaande de cellulaire funktie uit de waarden van bloed-metabolieten, en ons werk hier enkel expressie-waarden onderzocht, dienen meer directe metingen van de mate van vetzuren β-oxidatie in een cellulaire context te worden nagestreefd in de toekomst. Een eerdere studie hieromtrent gebruikte ‘Seahorse’ respirometrie en meldde een ongewijzigde mate van vetzuren-gebruik in gepermeabiliseerde PBMCs van M.E./CVS-patiënten [Tomas C et al. Mitochondrial complex activity in permeabilised cells of Chronic Fatigue Syndrome patients using two cell types. PeerJ (2019) 7: e6500]. De metabole sluimertoestand en grotere sterfte van M.E./CVS-lymfocyten [Missailidis D et al. Cell-based blood biomarkers for Myalgic Encephalomyelitis/ Chronic Fatigue Syndrome. Int. J. Mol. Sci. (2020) 21: 1142] zou echter verschillen kunnen hebben verdoezeld, wat ook het geval zou kunnen zijn door het verlies aan cytoplasmische inhoud te wijten aan permeabilisatie. De bevoorrading van de respiratie door gebruik van vetzuren bleek ook ongewijzigd in skeletspier-cellen van M.E./CVS-patiënten, in tegenstelling tot de verwachtingen van de auteurs over gestegen, compenserende β-oxidatie als deel van een verschuiving weg van het glucose-metabolisme [zie Tomas C et al. (2020) hierboven]. De verwachte toename zou afwezig geweest kunnen zijn door de verminderde inspanning die M.E./CVS-patiënten kunnen leveren, aangezien inspanning mitochondriale biogenese en spier-funktie upreguleert. Een andere mogelijkheid is dat het metabolisme door prolifererende cellen (geïllustreerd door lymfoblasten) en niet-proliferende cellen (geïllustreerd door spiercellen) bij M.E./CVS verschillen wat betreft hun patronen van substraat-gebruik of hun capaciteit om metabool adaptief te zijn. Directe testen van vetzuren-gebruik in lymfoblasten en proteïne-expressie in spiercellen zijn daarom nodig om te bevestigen dat de vetzuren acid β-oxidatie en expressie van de betrokken enzymen gewijzigd zijn in overleg met elkaar in zowel M.E./CVS-lymfoblasten en spiercellen.
Samen met de upregulering van β-oxidatie enzymen, zagen we een statistisch niet-significante ca. 17% toename van de fosforylatie van acetyl-CoA-carboxylase (ACC [katalyseert de synthese of malonyl-CoA, een belangrijk substraat voor vetzuren-synthese]) in M.E./CVS-lymfoblasten. Als dit via toekomstig werk wordt bevestigd, zou deze mogelijke toename van de AMP-gektiveerd proteïne-kinase (AMPK) inhibitie van ACC suggestief kunnen zijn voor een verschuiving naar katabolisme eerder dan biosynthese van vetzuren. Anderzijds is ‘mammalian target of rapamycin complex-1’ (mTORC1) gekend voor de aktivatie van de transcriptie-factor ‘sterol regulatory element-binding protein-1’ (SREBP-1 [speelt een belangrijke rol bij de lipogenese door de lever]) als onderdeel van het Akt signalisering-mechanisme [reguleert de celcyclus] en de upregulatie van de expressie van ACC & vetzuren-synthase (FASN) [enzymen die de vetzuren-biosynthese controleren]. Aangezien mTORC1 chronisch hyperaktief is in M.E./CVS-lymfoblasten, verwachtten we verhoogde waarden van ACC1- & FASN-transcripten te zien. We vonden dat beide de neiging vertoonden verhoogd te zijn in M.E./CVS-lymfoblasten maar zonder statistische significantie. Niettemin zijn de resultaten consistent met de eerdere gerapporteerde stijging van de mTORC1-aktiviteit en de ‘downstream’ aktivatie van SREBP-1. SREBP-gereguleerde transcriptie behoorde tot de mechanismen waarvan we vonden ze ge-upreguleerd waren bij gen-expressie analyse van de transcriptomica-gegevens. Ondanks deze mogelijke upregulering van ACC- & FASN-transcriptie, vonden we geen bewijs voor verhoogde waarden van deze beide proteïnen […]. Als er al iets van aan zou zijn, hadden ze de neiging gedaald te zijn en, indien bevestigd via toekomstig werk, zou dit ook een metabole verschuiving ten voordele van vetzuren-katabolisme suggereren.
3.2. Ontregeling van het glutamine-metabolisme
De verhoogde expressie van enzymen betrokken bij mitochondriale glutamine-afbraak die we hier zagen, is consistent met de dalingen van de waarden van glutamine in het bloed die eerder werden gerapporteerd bij M.E./CVS-patiënten [zie Armstrong CW et al. (2012 & 2015) & Fluge Ø et al. hierboven]. Dit is sterk suggestief voor gestegen gebruik van glutamine als een mitochondriaal substraat door M.E./CVS-cellen. Een dergelijke ontregeling van het glutamine-metabolisme zou ver-strekkende gevolgen hebben gezien het belang bij veel cellulaire processen.
Terwijl het ook dient ter aanvulling van metabole intermediairen en reducerende equivalenten om te helpen bij het voortstuwen van de respiratie, aktiveert mitochondriale glutamine-degradatie zelf de mTORC1-signalisering. Er wordt gedacht dat dit optreedt na glutamaat-deaminatie naar α-KG door glutamaat-dehydrogenase (GLUD1), één van de enzymen waarvan de expressie hier verhoogd bleek. α-KG wordt vertransporteerd naar het cytosol door het mitochondriaal transporter-proteïne SLC25A11 waar het mTORC1 aktiveert […]. […] SLC25A11 is één van de mitochondriale transport-proteïnen waarvan we eerder meldden dat ze ge-upreguleerd waren in M.E./CVS-lymfoblasten en er werd ook door Sweetman A et al. gevonden dat ze ge-upreguleerd waren in PBMCs.
Als mitochondriaal glutamine-gebruik inderdaad verhoogd is, zoals wordt gesuggereerd door de verhoogde expressie van de betrokken enzymen, kan het bijdragen tot de chronische hyperaktivatie van mTORC1 in M.E./CVS-lymfoblasten. Dit is bijzonder waarschijnlijk gezien werd voorgesteld dat de krachtigste aminozuren-aktivator van mTORC1 (leucine) dit specifiek zou doen via […] aktivatie van GLUD1 en upregulering van het mitochondriaal glutamine-katabolisme. Er dient verder werk te worden ondernomen om oorzaak/effekt-verbanden betrokken bij mTORC1-aktivatie in M.E./CVS-lymfoblasten te verduidelijken.
Verhoogde glutamaat-flux naar aspartaat (gekatalyseerd door GOT2) wordt in onze resultaten gesuggereerd door de stijging van de mitochondriaal aspartaat-aminotransferase (GOT2) expressie en werd voorgesteld in metaboloom-studies door anderen [Armstrong CW et al. (2015)]. Zoals eerder werd beschreven, is dit mechanisme een belangrijke component van de malaat-aspartaat ‘shuttle’ (MAS) die de cytosol en mitochondriale redox-status in evenwicht houdt. In M.E./CVS-lymfoblasten vertoonde het cytoplasmisch enzyme malaat-dehydrogenase (MDH1) – dat cruciaal is voor de MAS – ook een toegenomen expressie. Hoewel de MAS belangrijk is voor het aanvullen van reducerende equivalenten voor OXPHOS, zijn de werkingen er van ook noodzakelijk om andere ontregelde processen die M.E./CVS-mitochondrieën voorzien van oxideerbare substraten, zoals peroxisomale vetzuren β-oxidatie, te faciliteren. Peroxisomale β-oxidatie genereert NADH en is duurzaam als mitochondriale transport-mechanismen beschikbaar zijn om NADH terug naar NAD+ te oxideren.
Verhoogde MAS-aktiviteit in M.E./CVS-lymfoblasten zou daarom niet enkel werken door op een directe manier respiratie te ondersteunen via de aanvulling van mitochondriale reducerende equivalenten, maar ook indirect assisteren bij het aanleveren van acetyl-CoA, afgeleid van alternatieve bronnen zoals VLCFA, aan de TCA-cyclus.
De toegenomen expressie die we zagen in M.E./CVS-lymfoblasten draagt bij aan het steeds groeiend bewijsmateriaal van proteomica en metabolomica dat hyperkatabolisme van glutamine in M.E./CVS-cellen ondersteunt, dus zijn directe bepalingen van glutamine-verbruik in M.E./CVS-lymfoblasten of andere metabool aktieve celtypes gerechtvaardigd om dit te bevestigen. Het zal belangrijk zijn dit in aktief metaboliserende, proliferende cellen te bepalen, gezien het feit dat uit voorafgaand werk door anderen bleek dat er geen verschil was wat betreft door glutamine ondersteunde respiratie in metabool sluimerende, gepermeabiliseerde PBMCs en een klein staal gepermeabiliseerde myotubes [Tomas C et al. (2019)]. Aangezien conventioneel zoogdieren celcultuur-medium gesupplementeerd wordt met glutamine in fysiologische hoeveelheden om te voldoen aan proliferatieve cel-metabolisme programma’s, zou het nuttig zijn de effekten van wisselende glutamine-beschikbaarheid te testen in culturen van M.E./CVS- en controle-lymfoblasten.
Aangezien van glutamine afgeleid α-KG cruciaal is voor de inductie van epigenetische modificaties door DNA- & histoon-demethylases, kan verhoogd gebruik van glutamine en TCA-cyclus intermediairen om mitochondriale respiratie aan te drijven, geassocieerd zijn met veranderingen qua niveaus van DNA- en histoon-methylatie. Dit zou belangrijk kunnen zijn gezien het groot aantal ge-upreguleerde en een zelfs groter aantal gedownreguleerde transcripten in M.E./CVS-lymfoblast transcriptomen. Er hebben eerder meerdere studies die DNA-methylatie onderzochten bij M.E./CVS-patiënten plaats gevonden [de Vega WC et al. DNA methylation modifications associated with Chronic Fatigue Syndrome. PloS one (2014) 9: e104757 /// de Vega WC et al. Epigenetic modifications and glucocorticoid sensitivity in Myalgic Encephalomyelitis/ Chronic Fatigue Syndrome (ME/CFS). BMC Medical Genomics (2017) 10: 11 /// de Vega WC et al. Integration of DNA methylation & health scores identifies subtypes in Myalgic Encephalomyelitis/ Chronic Fatigue Syndrome. Epigenomics (2018) 10: 539-557 /// Trivedi MS et al. Identification of Myalgic Encephalomyelitis/ Chronic Fatigue Syndrome-associated DNA methylation patterns. PLoS ONE (2018) 13: e0201066 /// Brenu EW et al. Methylation profile of CD4+ T cells in Chronic Fatigue Syndrome/ Myalgic Encephalomyelitis. J Clin Cell Immunol. (2014) 5: 228]. Deze studies, die differentiële methylatie-status bekeken, werden besproken: de aandelen van plaatsen met differentiële hypo- of hyper-methylatie bij M.E./CVS bleken inconsistent [Almenar-Perez E et al. Epigenetic components of Myalgic Encephalomyelitis/ Chronic Fatigue Syndrome uncover potential transposable element activation. Clin. Ther. (2019) 41: 675-698]. Helliwell AM et al. voerden de eerste epigenetische studie op basis van ‘reduced representation’ bisulfiet-sequentiebepaling [voor DNA-methylatie meting] (wat in staat is meer CpG-plaatsen te beslaan dan ‘array’-methodes) uit [Changes in DNA methylation profiles of Myalgic Encephalomyelitis/ Chronic Fatigue Syndrome patients reflect systemic dysfunctions. Clin. Epigenetics (2020) 12: 167]. Deze studie vond significante verschillen (vergelijkbare aantallen) qua hypo- én hyper-gemethyleerde plaatsen in de genomen van PBMCs van M.E./CVS-patiënten, suggererend dat significante epigenetische ontregeling aanwezig is maar niet specifiek ten voordele van hypo- of hyper-methylatie. Dit contrasteert met onze bevinding van significant meer gedownreguleerde dan ge-upreguleerde transcripten in M.E./CVS-lymfoblasten.
Binnen de regulerende gebieden van proteïne-coderende genen, onderzocht in de studie door Helliwell AM et al., is het de moeite waard op te merken dat het gen coderend voor de Complex-1 subunit NDUFA11 [deel van NADH-dehydrogenase (complex-1)] gehypomethyleerd was. Dit is consistent met de verhoogde Complex-1 expressie die evident is in deze en andere studies met lymfoblasten, alsook met de studie met PBMCs van dezelfde auteurs [zie Sweetman E et al.]. Bijkomende epigenetische studies die gebruik maken van verschillende celtypes zouden waardevol zijn, aangezien het mogelijk is dat in proliferatieve celtypes zoals lymfoblasten, factoren zoals gewijzigde gen-expressie programma’s of glutamine-depletie geaccentueerd zijn en dus een grotere impact kunnen hebben op de DNA-methylatie status dan in PBMCs.
3.3. Ontregelde vertakte-keten aminozuren- en proteïne-afbrekende mechanismen
Upregulering van het vertakte-keten ketozuur-dehydrogenase (BCKDH [‘branched-chain’ ketozuur dehydrogenase (BCKDH), mitochonriaal enzyme-complex dat de afbraak van vertakte-keten aminozuren controleert ]) complex in M.E./CVS-lymfoblasten wijst sterk op gestegen mitochondriaal katabolisme van vertakte-keten aminozuren (BCAAs) als bron voor oxideerbare substraten en TCA-cyclus intermediairen. Er werd bij muizen aangetoond dat de mTORC1-funktie essentieel is voor de stimulatie van BCKDH-degradatie van BCAAs, aangezien behandeling met de mTORC1-inhibitor rapamycine de aktivatie van het BCKDH-complex onderdrukte. Gezien mTORC1 hyperaktief is in M.E./CVS-lymfoblasten, verwachtten we en zagen we inderdaad verhoogde expressie van BCKDH in de M.E./CVS-proteomen. De toegenomen degradatie en depletie van BCAA dat dit zou opleveren, zou op z’n beurt echter de aktiviteit van mTORC1 kunnen bedwingen, aangezien gestegen cellulaire BCAA-concentraties mTORC1 aktiveren. Het lijkt waarschijnlijk dat mTORC1-aktiviteit BCAA-degradatie upreguleert terwijl mTORC1 zelf wordt geaktiveerd door andere fenomenen in M.E./CVS-lymfoblasten, zoals de verhoogde mitochondriale degradatie van glutamine.
BCKDH-aktiviteit wordt ook gereguleerd door inhiberende fosforylatie door zn’ kinase BCKDK maar de waarden van BCKDK in M.E./CVS-lymfoblasten waren niet significant verschillend van deze bij gezonde controles. Het zou waardevol zijn de mate van BCAA-gebruik in M.E./CVS-lymfoblasten direct te meten, om de richtingsverschuiving qua mitochondriaal BCAA-metabolisme, dat wordt aangegeven door verhoogde BCKDH-expressie, te bevestigen.
Een bron van BCAAs en andere aminozuren, zowel als oxideerbare substraten voor de mitochondrieën en als aktivatoren van mTORC1, is proteolyse [afbraak van proteïnen tot polypeptiden of aminozuren].. Proteolyse, gemedieerd door het ubiquitine-proteasoom systeem [proteasoom = proteïnen-complex dat overbodige of beschadigde proteïnen afbreekt; ubiquitine = proteïne dat proteïnen markeert die moeten worden afgebroken] resulteert in de gerichte degradatie van intracellulaire proteïnen en de afgifte van vrije aminozuren. Het is een normale respons op ontoereikende calorie-inname en is ontregeld bij veel ziekten. De verhoogde expressie van proteasoom-subunits en assemblage-factoren in M.E./CVS-lymfoblasten suggereert dat gerichte proteïne-afbraak ge-upreguleerd is. De proteoom-studie door Sweetman E et al. rapporteerde ook verhoogde expressie van proteasoom-subunits en assemblage-factoren in PBMCs bij M.E./CVS. Tesamen met onze resultaten biedt dit overtuigend bewijs voor het feit dat het ubiquitine-proteasoom systeem ge-upreguleerd is in lymfoïde cellen van M.E./CVS-patiënten. Dit zou niet enkel werken om vrije aminozuren te leveren maar kan ook nodig zijn om het hoger aantal of verkeerd gevouwen proteïnen, die natuurlijk gepaard gaan met de translationele upregulering van veel proteïnen in M.E./CVS-lymfoblasten, af te breken. Aangezien enzymen betrokken bij de autofage degradatie van proteïnen moeilijk gedetekteerd werden in de totale-cel proteomen, is het onzeker of de degradatie van intracellulaire proteïnen door autofagie [strikt geregeld proces waarbij de cel eigen cel-produkten verteert, opruimen van beschadigde mitochondrieën)] ook ge-upreguleerd is.
Autofagie wordt gestimuleerd door aktivatie van serine/threonine-proteïne-kinase (Ulk1) door AMPK, en geïnhibeerd door mTORC1, terwijl mTORC1 zelf wordt geïnhibeerd door AMPK-aktiviteit. Er kan echter nog gelijktijdige aktivatie van AMPK en mTORC1 optreden en resulteren in aanhoudende autofagie. Dit kan tegemoet komen aan de nood tot afbraak van de toegenomen aantallen verkeerd gevouwen proteïnen die natuurlijk gepaard gaan met de ge-upreguleerde translatie van proteïnen die wordt gestimuleerd door mTORC1, of om katabool metabole intermediairen die worden gebruikt om proliferatief cel-metabolisme te ondersteunen (zoals deze gebruikt in de TCA-cyclus) aan te vullen. Gezien het feit dat de stijging van gemiddelde AMPK-aktiviteit niet statistisch significant was, en dat dit optrad samen met verhoogde mTORC1-aktiviteit in M.E./CVS-lymfoblasten, is het onduidelijk of men gestegen of gedaalde autofagie moet verwachten in deze cellen. Potentiële ontregeling van autofagie bij M.E./CVS verdient daarom verder te worden bestudeerd.
4. Materialen & methodes
[…]
5. Besluiten
De studie betrachtte het verder onderzoeken van mechanismen die oxideerbare substraten aan de mitochondrieën in M.E./CVS-lymfoblasten verstrekken. Onze resultaten hier bevestigen onze eerdere observaties omtrent OXPHOS-complex, TCA-cyclus enzymen, vetzuren β-oxidatie enzymen en mitochondriale ‘carrier’ [familie proteïnen die molekulen over de mitochonsriale membranen transfereren] expressie in M.E./CVS-lymfoblasten. De ongewijzigde waarden van glycolytische enzymen zijn consistent met de onveranderde mate van glycolyse die we eerder observeerden in deze celln. Onze nieuwe observaties tonen ook ge-upreguleerde expressie van enzymen betrokken bij het PPP en mitochondriale afbraak van aminozuren voor energie. Tesamen versterken deze bevindingen het voorstel dat M.E./CVS-lymfoblasten wenden in toenemende mate alternatieven voor glycolyse aan in een poging de respiratoire inefficiëntie van Complex-V te compenseren (die we eerder rapporteerden). Veel van de mechanismen of proteïnen die ge-upreguleerd zijn in onze proteomica dataset overlappen met werk van anderen die gebruikmaken van niet-geïmmortaliseerde PBMCs [zie Sweetman E et al.], wat er sterk op wijst dat deze veranderingen inherent zijn voor lymfoïde cellen van M.E./CVS-patiënten. Gecombineerde analysie met onze transcriptomia dataset geeft ge-upreguleerde expressie van vele mitochondriale proteïnen aan op translationeel niveau, waarschijnlijk gestimuleerd door mTORC1-signalisering. Onze eerder verkennende analyse van beide datasets wees ook op de brede aktivatie van immunologische mechanismen in M.E./CVS-lymfoblasten, welke een basis bieden voor toekomstige hypothesen en onderzoek. Daarnaast vonden we eerder dat parameters van de mitochondriale werking van lymfoblasten, mTORC1-signalisering en PBMC-leefbaarheid accuraat M.E./CVS-gevallen van controles kunnen onderscheiden. De 259 proteïnen en 2.243 transcripten die significant gewijzigd bleken wat betreft expressie (na correctie voor meerdere vergelijkingen) beklemtonen daarom de mogelijkheid dat diagnostische panels van differentieel tot expressie komende genen succesvol kunnen worden aangewend voor gelijkaardige doeleinden bij toekomstige biomerker-o