M.E.(cvs)-wetenschap

december 20, 2019

Identificatie van actine-netwerk proteïnen in circulerende extracellulaire vesikels als biomerkers voor M.E.(cvs)

Filed under: Diagnostiek — mewetenschap @ 2:59 pm
Tags: , , , ,

Onderstaand artikel (door het team rond Nakatomi en Watanabe, de auteurs van de neuro-inflammatie-studie) is een bevestiging van en aanvulling op eerdere bevindingen van een andere (Spaanse) onderzoeksgroep (zie ‘Extracellulaire vesikels: potentiële biomerkers voor M.E.(cvs)?’) over het feit dat de EV-fraktie bij mensen met M.E.(cvs) significant hoger was dan bij gezonden en dat hun EVs significant kleiner waren…

Verder werd hier geconstateerd dat de proteïnen in de extracullaire vesikels verschillen tussen M.E. (cvs), gezonde controles, mensen met idiopathische (zonder gekende oorzaak) chronische vermoeidheid of depressieve individuen. Dit alles zou dan kunnen worden aangewend als merkers voor de ziekte.

————————-

Brain, Behavior and Immunity (Pre-print november 2019)

Identification of actin network proteins, talin-1 and filamin-A, in circulating extracellular vesicles as blood biomarkers for human Myalgic Encephalomyelitis/ Chronic Fatigue Syndrome

Eguchi A1, Fukuda S2, Kuratsune H3, Nojima J4, Nakatomi Y5, Watanabe Y6, Feldstein AE7

1 Department of Gastroenterology and Hepatology, School of Medicine, Mie University, Japan; Department of Pediatrics, University of California San Diego (UCSD), La Jolla, CA, USA

2 Department of Health Welfare Sciences, Kansai University of Welfare Sciences, Kashiwara, Japan; Department of Endocrinology, Metabolism and Molecular Medicine, Osaka City University Graduate School of Medicine, Osaka, Japan; RIKEN, Centre for Biosystems Dynamics Research, Kobe, Japan

3 Department of Health Welfare Sciences, Kansai University of Welfare Sciences, Kashiwara, Japan; Department of Endocrinology, Metabolism and Molecular Medicine, Osaka City University Graduate School of Medicine, Osaka, Japan

4 Department of Laboratory Science, Yamaguchi University Graduate School of Medicine, Yamaguchi, Japan

5 Nakatomi Fatigue Care Clinic, Osaka, Japan

6 Department of Endocrinology, Metabolism and Molecular Medicine, Osaka City University Graduate School of Medicine, Osaka, Japan; RIKEN, Center for Biosystems Dynamics Research, Kobe, Japan; RIKEN Compass to Healthy Life Research Complex Program, Kobe, Japan

7 Department of Pediatrics, University of California San Diego (UCSD), La Jolla, CA, USA

Samenvatting

Myalgische Encefalomyelitis/ Chronische Vermoeidheid Syndroom (M.E./CVS) is een ernstige, invaliderende aandoening met een breed spectrum aan symptomen, inclusief pijn, depressie en neurocognitieve verslechtering. Meer dan 17 miljoen mensen ter wereld hebben M.E./CVS, voornamelijk vrouwen, waarvan bij de meesten de ziekte aanvangt tussen 30-50 jaar. Gezien het brede spectrum aan symptomen onduidelijke etiologie, ontbreken specifieke biomerkers voor diagnose en stratificatie. Hier tonen we dat actine-netwerk proteïnen in circulerende extracellulaire vesikels (EVs) specifieke niet-invasieve biomerkers voor M.E./CVS kunnen zijn. We vonden dat circulerende EVs significant waren verhoogd bij M.E./CVS-patiënten en correleerden met C-reaktief proteïne, alsook met het biologisch anti-oxidant potentieel. De ‘area under the receiver operating characteristic’ [AUC; zie verder] grafiek voor circulerende EVs was 0.80, wat een correcte diagnose toeliet in 90-94% van de M.E./CVS-gevallen. Uit twee onafhankelijke proteoom-analyses gebruikmakend van circulerende EVs van M.E./CVS, gezonde controles, idiopathische chronische vermoeidheid en depressie, bleek dat proteïnen van M.E./CVS-patiënten betrokken zijn bij focale adhesie, actine-skeletale regulering [actine is een onderdeel van het cel-‘geraamte’ dat bestaat uit verschillende soorten proteïne-polymeren, die samen zorgen voor stevigheid, vorm en beweeglijkheid], PI3K-Akt signalisering en Epstein-Barr virus infektie. In het bijzonder taline-1, filamine-A & 14-3-3 familie proteïnen waren de meest overvloedige proteïnen en deze kunnen zeer specifieke M.E./CVS-biomerkers vertegenwoordigen. Onze resultaten identificeerden het aantal circulerende EVs en EV-specifieke proteïnen als nieuwe biomerkers voor de diagnose van M.E./CVS; deze bieden belangrijke informatie van de pathogene mechanismen van M.E./CVS.

1. Inleiding

[…] Potentiële M.E./CVS-biomerkers die warden voorgesteld, omvatten wijzigingen qua werking van het autonoom zenuwstelsel [Van Cauwenbergh D, Nijs J et al. Malfunctioning of the autonomic nervous system in patients with Chronic Fatigue Syndrome: a systematic literature review. Eur. J. Clin. Invest. (2014) 44: 516-526], circulerende cytokinen […], Epstein-Barr (EB) virus [Loebel M., Scheibenbogen C et al. Serological profiling of the EBV immune response in Chronic Fatigue Syndrome using a peptide microarray. PLoS ONE (2017) 12: e0179124], energie-metabolisme [Castro-Marrero J et al. Could mitochondrial dysfunction be a differentiating marker between Chronic Fatigue Syndrome and fibromyalgia? Antioxid. Redox Signal. (2013) 19, 1855-1860 /// Mikirova N et al. The assessment of the energy metabolism in patients with Chronic Fatigue Syndrome by serum fluorescence emission. Altern. Ther. Health Med. (2012) 18, 36-40], oxidatieve stress […] en de slaap/waak-cyclus […], maar er zijn bijkomende biomerkers nodig om M.E./CVS te onderscheiden van andere ziekten geassocieerd met vermoeidheid, zoals idiopathische chronische vermoeidheid (ICF) en depressie. M.E/CVS-behandelingen zoals cognitieve gedrag therapie en graduele oefen therapie zijn niet effektief. De ontdekking van objectieve M.E./CVS-biomerkers, alsook M.E./CVS pathogene mechanismen inclusief M.E./CVS-etiologie, zouden een lang verwachte, cruciale doorbraak op gebied van M.E./CVS betekenen.

Extracellulaire vesikels (EVs) worden afgegeven door beschadigde of gestresseerde cellen; ze bevatten cellulaire inhoud, zoals proteïnen, en circuleren in de bloedstroom. EVs worden zodoende erkend als niet-invasieve biomerkers voor verscheidene ziekten. Bovendien dragen EVs bij tot ziekte-pathogenese via hun funktie bij cel-naar-cel communicatie en het afgeven van EV-inhoud van de cel of oorsprong aan doelwit-cellen, resulterend in het moduleren van cel-signalisering in doelwit-cellen. Het aantal circulerende EVs en hun samenstelling kunnen worden aangewend voor de diagnose van menselijke ziekten, inclusief chronische lever-ziekten, alsook voor metabole toestand.

2. Materialen en methodes

2.1. Individuen en studie-ontwerp

[…] Alle individuen – M.E./CVS-patiënten (n = 99), ICF-patiënten (n = 6), depressie-patiënten (n = 8) en gezonde individuen (n = 56) – gaven hun schriftelijke toestemming […]. De gezonde individuen hadden geen abnormale labo-resultaten (hemoglobine, CRP, albumine, triglyceriden, glucose, AST, ALT of cholesterol, enz.), geen BMI ≥ 30 of < 17, geen subjectieve slaap-problemen […]. […] M.E./CVS en ICF diagnose was gebaseerd op de 1994 CDC criteria (Fukuda) en Canadese Definitie […] Exclusie-criteria: 1) neuro-inflammatoire of immune aandoeningen op basis van klinische laboratorium-testen en magnetische resonantie beeldvorming; 2) aktieve medische aandoeningen die de aanwezigheid van chronische vermoeidheid kunnen verklaren; 3) aanwezigheid zoals sommige types kwaadaardige cellen of chronische gevallen van hepatitis-B or -C; 4) alkohol- drug-misbruik; 5) ernstige obesitas (body-mass-index ≥ 30 kg/m2; 6) zwangerschap; 7) borstvoeding. De aanwezigheid van majeure depressie, fibromyalgie of somatoforme aandoening was géén criterium voor exclusie. […]

2.2. Flow-cytometrie analyse van circulerende EVs

EVs werden geteld gebruikmakend van calceïne [fluorescerende kleurstof] via flow-cytometrie. […]

2.3. Bepaling van de grootte van EVs

[…] ‘dynamic light-scattering analysis’ [techniek om de grootte van kleine partikels in oplossing te bepalen op basis van het licht dat ze verstrooien] […]; transmissie elektronen-microscopie [elektronen worden door een dun preparaat heen geschoten en vervolgens op een fluorescerende plaat geprojecteerd om ze zichtbaar te maken] […].

2.4. Oxidatieve stress

[…] Oxidatieve aktiviteit werd bepaald via het meten van d-ROMs [‘diacron-reactive oxygen metabolites’; zie ‘Mogelijke biomerker voor vermoeidheid: oxidatieve stress & anti-oxidatieve aktiviteit] en anti-oxidatieve aktiviteit via het meten van het Biologisch Anti-oxidant Potentieel (BAP) […].

2.5. Analyse van de proteïnen-samenstelling in circulerende EVs via nanoLC-MS/MS

Circulerende EVs werden geïsoleerd uit plasma […]. […] Groep 1 (CVS & HC; n = 3 elk) […]. Groep 2 (CVS, ICF & depression; leeftijd 20-40 jaar; n = 4 elk) […]. Scheiding d.m.v. nanoLC-MS/MS [‘nano liquid chromatography tandem-mass spectrometry’; koppeling van 2 analytische technieken; combineert de fysische scheiding van vloeistof-chromatografie en de analyse op basis van massa]. […]

2.6. Statistiek

[…]

3. Resultaten

Bewijsmateriaal van ons eigen en andere laboratoria heeft ons er toe geleid te onderzoeken of het aantal circulerende EVs gestegen is bij M.E./CVS. Een eerste groep (M.E./CVS 1) omvatte 33 gezonde controles (HC) en 39 M.E./CVS-patiënten (diagnose op basis van de klinische criteria van het ‘Centre for Disease Control’), gematcht voor leeftijd, geslacht, gewicht en BMI. Circulerende EVs werden gekleurd met calceïne om de intacte circulerende EVs te tellen, met uitsluiting van contaminerende proteïnen in het plasma en kwantificatie van de calceïne-positieve circulerende EVs op basis van de intensiteit van ongekleurde circulerende EVs via flow-cytometrie. Wat betreft de geselekteerde populatie: het aantal circulerende EVs was significant verhoogd bij de M.E./CVS-patiënten (P < 0.001). Om deze resultaten te bevestigen, recruteerden we 30 andere M.E./CVS-patiënten (M.E./CVS 2), waarbij rokers en obese individuen werden uitgesloten. Het aantal circulerende EVs was ook daar significant verhoogd bij de M.E./CVS-patiënten (P < 0.001) en het gemiddelde aantal circulerende EVs was gelijkaardig bij M.E./CVS 1 & M.E./CVS 2. Het gestegen aantal circulerende EVs bij M.E./CVS werd verder gevalideerd bij bijkomende HCs (n = 20) en M.E./CVS-patiënten (n = 30) (P < 0.001). De circulerende EVs bestonden uit kleine EVs (diameter < 100 nm) en grote EVs (diameter 100-1000 nm) bij zowel M.E./CVS-patiënten als HCs – bepaald via ‘dynamic light-scattering analysis’ [zie hierboven] – en bij M.E./CVS-patiënten via transmissie elektronen-microscopie (TEM). Het aantal circulerende EVs correlereerde significant met serum c-reaktief proteïne (CRP) (P = 0.0007), en deze correlatie bleef zelfs bestaan bij gevallen met normale CRP-waarden (0 to 0,1) (P = 0.032) en BAP als anti-oxidant potentieel (P = 0.007), twee gekende merkers die toegenomen zijn bij M.E./CVS. Om de specificiteit en sensitiviteit na te gaan, bepaalden we de ROC curve [ROC-analyse is een statistische methode om de voorspellende waarde van een variabele of instrument te toetsen; de ROC-curve is een grafiek van de gevoeligheid (sensitiviteit) tegen de specificiteit /// ‘area under the curve’ (AUC) of oppervlakte onder de curve; samenvattende maatstaf die in wezen het gemiddelde maakt van de diagnostische accuraatheid over het spectrum van de test-waarden: een AUC = 1 betekent een perfekte test; AUC = 0.90-1 is excellent (hoge sensitiviteit en hoge specificiteit), 0.80-0.90 is goed] gebruikmakend van aantal circulerende EVs, CRP, d-ROMs & BAP [zie hierboven]. De ‘area under curve’ (AUC) voor aantal circulerende EVs in M.E./CVS 1 was 0.802 (P < 0.0001) (EVs vs. CRP: P < 0.001; EVs vs. BAP: P < 0.05), significant hoger dan de AUC voor CRP (0.641), AUC voor d-ROMs (0.540) & AUC voor BAP (0.710; P = 0.002). De M.E./CVS 2 groep kreeg de diagnose M.E./CVS in 90-94% gebruikmakend van ‘cut-off’ waarden van de M.E./CVS 2 groep.

Verhoogde aantallen circulerende EVs met een AUC van 0.802 voor de diagnose van M.E./CVS leidde er ons toe om verder te onderzoeken of het beoordelen van de EV-lading zou leiden tot de ontdekking van specifieke EV-signaturen bij M.E./CVS-patiënten die nieuwe biomerkers voor deze ziekte kunnen vertegenwoordigen. Gezuiverde circulerende EVs van 3 HCs en 3 M.E./CVS-patiënten werden bekeken wat betreft het EV-proteoom d.m.v. nano vloeistof-chromatografie/tandem massa-spectrometrie (nanoLC-MS/MS) analyse. Er waren in het totaal 124 proteïnen aanwezig in EVs van zowel M.E./CVS-patiënten als HCs, maar een significant aantal proteïnen was enkel aanwezig in EVs van M.E./CVS-patiënten, terwijl 22 proteïnen enkel aanwezig waren in EVs van HCs. Verder waren 75 proteïnen significant gewijzigd in EVs van M.E./CVS-patiënten t.o.v. deze van HCs (P < 0.05), inclusief 66 ge-upreguleerde proteïnen (inclusief actine netwerk proteïnen zoals taline-1, filamine-A, actine, myosine-9, vinculine, gelsoline & tubuline) en 9 ge-downreguleerde proteïnen. In het bijzonder: 63 ge-upreguleerde proteïnen vormden een cluster proteïne/proteïne-interakties gerelateerd aan meerdere mechanismen (focale adhesie [(cel–matrix adhesie) grote macromolekulaire strukturen waardoor mechanische krachten en regulerende signalen worden doorgegeven tussen de extracellulaire matrix (ECM; 3-dimensioneel netwerk van extracellulaire macromolekulen – zoals collageen, enzymen & glycoproteïnen – die strukturele en biochemische ondersteuning bieden aan omringende cellen) en een interagerende cel; sub-cellulaire strukturen die de regulerende effekten (‘signalerende gebeurtenissen’) van een cel mediëren in respons op ECM-adhesie], regulering van het actine-cytoskelet, fosfo-inositide-3-kinase (PI3K)-Akt signalisering mechanisme [intracellulair signalisering-mechanisme dat belangrijk is voor het reguleren van de cel-cyclus ] en EB-virus infektie).

We exploreerden verder of de geïdentificeerde proteïnen in EVs M.E./CVS kunnen onderscheiden van ICF en depressie, twee aandoeningen die ook geassocieerd zijn met vermoeidheid. Het aantal circulerende EVs was gelijkaardig voor de drie groepen. Gezuiverde circulerende EVs van 4 ICF-, 4 depressie- en 4 M.E./CVS-patiënten werden nagegaan wat betreft het EV-proteoom d.m.v. nanoLC-MS/MS analyse. Er waren in het totaal 579 proteïnen aanwezig in EVs van M.E./CVS-, ICF- en depressie-patiënten. Een significant aantal proteïnen (176 op 579) waren enkel aanwezig in EVs van M.E./CVS-patiënten, terwijl 20 en 32 proteïnen enkel aanwezig waren in EVs van ICF- en depressie-patiënten, respectievelijk. Daarnaast waren 134 proteïnen significant veranderd in EVs van M.E./CVS-patiënten vergeleken met die van ICF- en depressie-patiënten (P < 0.05), en waren er 111 ge-upreguleerd en 23 ge-downreguleerde proteïnen. In het bijzonder: actine [familie multi-funktionele proteïnen die microfilamenten vormen] -netwerk proteïnen zoals taline-1, filamine-A, actine, myosine-9, vinculine, gelsoline & tubuline, waren ook significant ge-upreguleerd in EVs van M.E./CVS-patiënten t.o.v. deze van ICF en depressie. Van de 111 ge-upreguleerde proteïnen waren er 105 geassocieerd met kern proteïne/proteïne-interakties, en betrokken bij focale adhesie, regulering van het actine-cytoskelet, PI3K-Akt signalisering mechanisme en EB-virus infektie.

Een specifiek profiel van circulerend EVs, van twee onafhankelijke experimenten (M.E./CVS & HC of M.E./CVS, ICF & depressie) liet ons toe specifieke proteïnen in EVs in het bloed te identificeren voor de diagnose van M.E./CVS. In de lijst van significant gewijzigde proteïnen in EVs van M.E./CVS-patiënten werden 31 proteïnen geïdentificeerd als courante proteïnen in EVs van M.E./CVS-patiënten, inclusief 30 ge-upreguleerde en 1 ge-downreguleerd. Van deze 31 geïdentificeerde proteïnen vormden 29 een cluster in proteïne/proteïne-interakties, betrokken bij de regulering van het actine-cytoskelet, focale adhesie, PI3K-Akt signalisering mechanisme en EB-virus infektie. De 12 meest overvloedige proteïnen in EVs waren nauw verbonden in de twee onafhankelijke experimenten en onderdeel van de familie van actine-netwerk proteïnen (taline-1, filamine-A, actine, actinine, vinculine, gelsoline & integrine) en proteïnen van de 14-3-3 familie [groep regulerende molekulen die het vermogen hebben om te binden op meerdere funktoneel diverse signalisering-proteïnen]. In het bijzonder: de top drie proteïnen in EVs – taline-1, filamine-A & actine – was exact dezelfde in de twee onafhankelijke experimenten. Deze resultaten onthulden dat actine-netwerk proteïnen in EVs nieuwe niet-invasieve biomerkers zijn voor de diagnose van M.E./CVS.

4. Bespreking

Dit is het eerste rapport dat vindt dat actine-netwerk proteïnen, met in begrip van taline-1 en filamine-A, in circulerende EVs kunnen worden aangewend voor specifieke M.E./CVS-diagnose, en het onderscheid te maken met ICF en depressie. We toonden ook dat het aantal circulerende EVs significant was verhoogd bij M.E./CVS vergeleken met gezonde controles, wat eerder gerapporteerde bevindingen [Castro-Marrero J. Circulating extracellular vesicles as potential biomarkers in Chronic Fatigue Syndrome/ Myalgic Encephalomyelitis: an exploratory pilot study. J. Extracellular Vesicles (2018) 7: 1453730] bevestigt. Potentiële biomerkers waarvoor een AUC van 0.7-0.8 voor de diagnose van M.E./CVS werden gerapporteerd, omvatten perifeer bloed mononucleaire cellen gen-expressie [Frampton D., Kerr J et al. Assessment of a 44 gene classifier for the evaluation of Chronic Fatigue Syndrome from peripheral blood mononuclear cell gene expression. PLoS ONE (2011) 6: e16872], plasma neuropeptide-Y voor symptoom-ernst [Fletcher MA, Klimas NG et al. Plasma neuropeptide Y: a biomarker for symptom severity in Chronic Fatigue Syndrome. Behav. Brain Functions (2010) 6: 76], ‘natural killer’ cel funktie [Fletcher MA, Klimas NG et al. Biomarkers in Chronic Fatigue Syndrome: evaluation of natural killer cell function and dipeptidyl peptidase IV/CD26. PLoS ONE (2010) 5: e10817], cytokinen bij vrouwen [Fletcher MA, Klimas NG et al. Plasma cytokines in women with Chronic Fatigue Syndrome. J. Transl. Med. (2009) 7: 96], metagenomica of metabolomica [Nagy-Szakal D, Klimas NG et al. Insights into Myalgic Encephalomyelitis/ Chronic Fatigue Syndrome phenotypes through comprehensive metabolomics. Sci. Rep. (2018) 8, 10056] en bloeddruk/perifere puls karakteristieken [Allen J, Newton JL et al. Chronic Fatigue Syndrome and impaired peripheral pulse characteristics on orthostasis – a new potential diagnostic biomarker. Physiol Meas. (2012) 33: 231-24 /// Frith J, Newton JL et al. Impaired blood pressure variability in Chronic Fatigue Syndrome – a potential biomarker. QJM (2012) 105: 831-838], die ook veranderd waren bij orthostatische stoornis en hartziekten. Globaal suggereert de huidige ‘evidence-base’ aangaande veel M.E./CVS-studies die cytokinen hebben gemeten dat wijzigingen qua circulerende cytokinen de kern-kenmerken van M.E./CVS niet lijken te verklaren. We ontdekten nieuwe mechanismen die het actine-cytoskelet en focale adhesie reguleren, en detekteerden meerdere andere mechanismen (PI3K-Akt signalisering en EB-virus infektie) die werden gerapporteerd in M.E./CVS-studies [Navaneetharaja N et al. A role for the intestinal microbiota and virome in Myalgic Encephalomyelitis/ Chronic Fatigue Syndrome (ME/CFS)? J. Clin. Med. (2016) 5]. De actine-netwerk proteïnen, taline-1, actine, alfa-actinine-1, vinculine, gelsoline & integrine zijn essentieel voor cytoskeletale connecties, en verbindingen met ion-kanalen resulterend in een effekt op intracellulaire signalisering; dit wijst er op dat dit profiel gekoppeld kan worden met een brede waaier aan M.E./CVS-symptomen (o.a. spier-zwakte/pijn, endocriene stoornissen en hersen-inflammatie). Actine-netwerk proteïnen spelen ook belangrijke rollen in skelet-spieren, op deze manier: 1) taline-1 reguleert de stabiliteit van ‘myotendinous junctions’ [verbindingen tussen spieren en pezen] via het vinculine-taline-integrine systeem in skelet-spieren; & 2) menselijk gelsoline in serum komt hoofdzakelijk van skelet-spieren. Onze resultaten suggereren dat schade aan skelet-spieren betrokken kunnen zijn bij M.E./CVS-pathologie, aangezien M.E./CVS-patiënten aan beweeglijkheid verliezen bij het vorderen van de ziekte […]. Actine-netwerk proteïnen inclusief taline, vinculine-filamine, actine & actinine, hebben ook een belangrijke rol in hart-myocyten en -funktie; de resultaten in deze studie kunnen bijkomend ook een weerspiegeling zijn van een potentiële abnormaliteit van de werking van het bij M.E./CVS-patiënten. Bovendien detekteerden we ook proteïnen van de 4-3-3 familie die geassocieerd zijn met virus-infekties inclusief EB-virus. Interessant is dat EB-virus componenten gedetekteerd werden bij een grote groep M.E./CVS-patiënten. EB-virus componenten triggeren systemische auto-immune ziekten en er werden ontoereikende EBV-specifieke B- en T-cel responsen geobserveerd bij M.E./CVS-patiënten [Loebel M et al. Deficient EBV-specific B- and T-cell response in patients with Chronic Fatigue Syndrome. PLoS ONE. (2014) 9: e85387]. Dit bewijsmateriaal leidde tot onze hypothese dat EVs betrokken kunnen zijn bij M.E./CVS-progressie of -etiologie via EB-virus infektie en daaropvolgend triggeren van auto-immune ziekte in skelet-spieren; maar toekomstige studies dienen deze hypothese verder te onderzoeken.

5. Besluit

We onthulden dat het aantal circulerende EV significant gestegen is bij M.E./CVS-patiënten. Deze EVs bevatten een specifieke proteïnen-lading, in het bijzonder actine netwerk proteïnen en 14-3-3 familie proteïnen, die nieuwe specifieke M.E./CVS-biomerkers vertegenwoordigen en deze aandoening kunnen onderscheiden van ICF en klinische depressie, twee zeer uitdagende differentiële diagnoses. Toekomstige studies met grotere groepen die het matchen van de verscheidene aandoeningen met belangrijke variabelen zoals leeftijd en geslacht, alsook externe validatie studies zijn gerechtvaardigd.

De nieuwe bevindingen van deze studie kunnen wegen openen om de pathogene mechanismen van M.E./CVS te onthullen en helpen bij het ontwikkelen van betere M.E./CVS-biomerkers en doeltreffende behandelingen.

————————-

Maureen Hanson (Professor Molekulaire Biologie & Genetica), de oprichtster en directeur van het ‘Cornell Centre for Enervating NeuroImmune Disease’ (ze heeft een zoon met de ziekte…), dat M.E.(cvs)-research promoot, legt nu ook nadruk op extracellulaire vesikels (EVs): “Ze lijken een mechanisme te zijn voor signalisering tussen cellen want ze bevatten o.a. cytokinen die signalisering-proteïnen zijn…” Ze vonden al “veranderde cytokine-correlaties in plasma en in EVs” (nog geen publicaties).

Hun studies zoeken verder naar hoe EV-inhoud (cytokinen, RNA en andere proteïnen) verandert tijdens inspanning en bij post-exertionele malaise. “We hopen dat we een signaal in de immuun-respons vinden dat aantoont wat de oorzaak is of een gevolg is van iets dat post-exertionele malaise veroorzaakt.” Een ander project heeft tot doel verschillen in gen-expressie en lading van extracellulaire vesikels te identificeren (baseline en na inspanning)…

Geef een reactie »

Nog geen reacties.

RSS feed for comments on this post. TrackBack URI

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

Maak een gratis website of blog op WordPress.com.